Bruny Island en Murdunna

Na een heerlijke nacht in ons mooie hotel gaat de wekker vroeg vandaag. Het plan is om op tijd de ferry te nemen naar Bruny Island.
Bruny Island staat bekend om zijn ongerepte natuur, zoals ruige kliffen en verlaten stranden, maar ook om veel (bijzonder) wildlife en ambachtelijk gemaakte producten zoals honing en kaas.
Nadat we van de ferry komen, zien we al vrij snel dat je niet heel makkelijk verkeerd kunt rijden op het eiland. Er zijn maar een paar wegen. Dat is handig, want bereik hebben we amper. Als eerste komen we aan bij Truganini Lookout. Hier maken we een klim met trappen de berg op en genieten dan gelijk van een bijzonder uitzicht. We zien eigenlijk direct dat Bruny Island echt ruiger is dan het vasteland van Australië. Op het stuk verlaten strand aan de voet van de berg komen bij zonsondergang kleine pinguïns aan land. Die zien we nu niet, maar gelukkig hadden we die in Melbourne al af kunnen vinken.
We rijden verder naar het zuiden van het eiland. De route is prachtig. Het weer zit mee: we hebben zon met wat wolken en 14 graden. (Het weer in Tasmanië is een stukje frisser dan op het vasteland; dit wisten we en hier zijn we op ingesteld ;-)).
In het plaatsje dat toepasselijk ‘Adventure Bay’ heet, willen we graag een wandeling maken: een gedeelte van de Fluted Cape track, naar Grass Point. De wandeling begint over een stukje strand en gaat dan omhoog de klif op. De route is supermooi en heel rustig. We houden onze ogen goed open, maar zien geen wildlife. Aan het einde van de wandeling, op Grass Point, komen we weer op een stukje verlaten strand met rotsen. Ook hier is de omgeving prachtig en indrukwekkend. We kijken even rond en net als we terug willen lopen, zie ik vanuit mijn ooghoek iets bewegen… En ineens staan we oog in oog met een pademelon! Dat is een miniversie van de kangoeroe. In volgorde van grootte: kangoeroe – groot (kunnen 2 meter hoog worden, 90 kg), wallaby – ongeveer de helft van een kangoeroe (1 meter en 20 kg), pademelon – nog een slag kleiner dan de wallaby met max 12 kilo. Echt een onwijs schattig beestje om te zien dus!
Na onze wandeling is het al ver na lunchtijd. We gaan daarom onze tijd op Bruny Island afsluiten met kaas en daarna oesters. We rijden terug naar het noorden en weten een plekje te bemachtigen bij Bruny Island Cheese Company . Een leuke, knusse plek waar je verschillende kazen en bieren kunt proeven. We bestellen een proeverijtje met drie verschillende kazen, een biertje en een wijntje. Nadat we hiervan genoten hebben, rijden we vijf minuten verder om daar bij Get Shucked aan te schuiven. Hier bestellen we zes heerlijke, grote oesters met drie verschillende toppings. Als we net zitten begint het keihard te regenen.
Een mooi moment om terug te rijden naar de ferry en weer koers te zetten naar het hoofdeiland van Tasmanië. Als we eenmaal weer aan land zijn, moeten we nog 1,5 uur rijden naar het miniplaatsje Murdunna. Het plaatsje heeft één winkeltje, Murdunna Roadhouse , dat dienstdoet als benzinepomp, ijssalon, coffee corner, friettent en supermarkt. Omdat we in de wijde omtrek niets anders meer tegen zijn gekomen, slaan we maar wat dingen in.
We rijden één straat verder (ook de enige straat) en komen bij ons onderkomen voor vannacht. En ook vandaag worden we niet teleurgesteld. We hebben de onderverdieping van een huis dat een adembenemend uitzicht heeft over een baai. Het huis is warm en schoon, en we worden onwijs gastvrij ontvangen door de eigenaresse, die ook nog wat lekkers komt brengen. Werkelijk overal is aan gedacht.
Tot nu toe zijn we echt onder de indruk van Tasmanië. Het is inderdaad een stukje ruiger en ongerepter dan het Australische vasteland. We zien ook onwijs veel roadkill. Het advies om hier niet na zonsondergang te gaan rijden blijft van kracht. Lantaarnpalen kennen ze hier niet en het wild schiet alle kanten op. Wij blijven dus in ons fijne, knusse huisje voor de nacht.









Wat is je naam?

Het weer zit jullie ook écht niet mee hé.